Calamiteuze waterschap Scherpenisse

Let op: opent in een nieuw venster | Afdrukken |

In oktober 1871 wordt Marinus Noordijke benoemd als bestuurslid van de Calamiteuze waterschap Scherpenisse.

Ook zijn zoon heeft jaren later zitting in het bestuur van deze waterschap.

Wat doet nou dit waterschap en wat betekent nou calamiteuze?

 

Oprichting calamiteuse waterschap

In 1870 is "de Wet van den 19den Julij, 1870, houdende vaststelling der voorwaarden, waarop aan calamiteuze polders in Zeeland tegemoetkoming uit 's Rijks schatkist kan worden verleend" tot stand gekomen. Deze wet hield in dat een polder (of een waterschap) die zichzelf te zwaar belast vond door de kosten van oeververdediging en zeewering, op zijn verzoek door Provinciale Staten met goedkeuring van de Kroon calamiteus kon worden verklaard. Er werd dan een afzonderlijk waterschap - de waterkering - opgericht, dat werd belast met de zorg (besturen, beheren en bekostigen) voor de zeewering en de vooroever (het "buitenbeheer"). Daarnaast bleef de zorg voor het waterbeheer en de polderwegen (het "binnenbeheer") berusten bij de polder die calamiteus was verklaard. Het waterschap Scherpenisse is ingevolge deze wet bij Koninklijk Besluit op 25 augustus 1871 calamiteus verklaard, waarbij de waterkering van het calamiteus waterschap Scherpenisse werd opgericht.

Taken en bestuur

Het hoogste bestuursorgaan van elke waterkering was de dijkraad, bestaande uit vertegenwoordigers van de calamiteus verklaarde polder en van de daaraan grenzende polders. Daarnaast had iedere waterkering een dijksbestuur, dat door de Kroon werd benoemd. Het Reglement voor de calamiteuze polders of waterschappen in Zeeland bevatte algemene bepalingen ten aanzien van de samenstelling en de bevoegdheden van de beide bestuursorganen. In het bijzonder reglement van de desbetreffende waterkering was de samenstelling van de dijkraad en het dijksbestuur nader geregeld. Het "bijzonder reglement voor het bestuur en beheer der waterkering van het calamiteuse waterschap Scherpenisse"  is door Provinciale Staten vastgesteld op 8 september 1871. De dijkraad werd gevormd door zes vertegenwoordigers van het calamiteuze waterschap Scherpenisse, twee vertegenwoordigers van de polder Poortvliet en één vertegenwoordiger van de polder De Houwer. Het dijksbestuur bestond uit een voorzitter en twee leden. De financiële middelen van de waterkering bestonden uit het dijkgeschot, opgebracht door de ingelanden van het calamiteuse waterschap Scherpenisse, en bijdragen van de aangrenzende polders Poortvliet en De Houwer (zie inv. nr. 91). Indien deze inkomsten ontoereikend waren, kwam het tekort ten laste van het Rijk (tweederde gedeelte) en de provincie (éénderde gedeelte). Als belangrijkste onderwerpen van uitgaaf werden door Provinciale Staten aangewezen de kosten van het onderhoud van de zeedijk en westnol van Gorishoek met bijbehorende sluis, duiker en peilraaien, de directie- en dijkwachterswoning en gereedschappen tot het doen van metingen, peilingen en andere werkzaamheden.

Opheffing

De waterkering is opgeheven in 1977, als voortvloeisel van het intrekken van de Wet van 19 juli 1870 en het Reglement voor de calamiteuze polders en waterschappen in Zeeland in hetzelfde jaar. De taken werden overgenomen door het waterschap Tholen, dat reeds in 1959 was opgericht. In de periode tussen 1959 en 1977 heeft dit waterschap zitting genomen in de dijkraad, als rechtsopvolger van de voormalige waterschappen Scherpenisse, Poortvliet en De Houwer.