Odolf en Joanna

Let op: opent in een nieuw venster | Afdrukken |

ODULPHUS VAN ROOSMALEN, te Schijndel gedoopt op 6 november 1622, woonde op Borne en is te Schijndel in de Baars op 16 september 1676 als Tolef Rutten overleden.

 

Begin 1632 maakte zijn grootmoeder Willemken, weduwe van Mercelis Laureijns, een testament. Uit haar deel in de erfenis van haar vader, Lenart van Roggel, maakte zij legaten voor onder anderen de twee kinderen van haar dochter Baetken en de overleden Ruth Roelofs. Baetken en haar tweede man Servaes kregen de onroerende goederen in vruchtgebruik. Nadat in 1645 Willemken was overleden, werden Hendrick Roelof Rutten en Servaes Hendricks de mombers (wij zouden zeggen voogden) over haar twee dan nog onmondige kinderen. Deze erfden 2 lopen land in Schijndel onder de Borne, waaruit een malder rogge moest worden betaald aan

 

Willem Lauris van Boxtel. Welke twee van de drie kinderen nog in leven waren, vermeldt het cijnsboek van de domeinen van Brabant van 1646: Baetken, weduwe Ruiger Roelofs met Odulphus ende Catharina, haere kynderen. Blijkbaar was Henrica inmiddels overleden.

 

Notaris Jan van de Heuvel maakte op 1 februari 1648 in Schijndel onder de Borne een testament ten behoeve van Servaes Hendrick Servaessen, die ziek in bed lag, en van Baetken Marcelis Laurensen, gezond gaande en staande. Hierin wordt aan Theophilus, de voorzoon van Beatrix en de wettige zoon van Ruth Roelofs, 2 gulden en 10 stuiver gelegateerd. Als reden van deze 'magere' legatie werd aangegeven, dat Theophilus reeds bedacht was door Willemken, de moeder van Baetken. In feite werden daardoor ook haar andere twee kinderen in hun moeders goederen gelijkelijk bedeeld.

Catharina, de zuster van Theophilus, werd niet meer vermeld. Meriken, weduwe van Hendrick Jan Lenarts van Roggel, verpachtte uit haar erfenis op 1 maart 1661 aan Hendrick Servaes, zoon van Baetken en Servaes, een huis, hof, boomgaard, hopland en akkerland in Schijndel onder de Borne en een stuk akkerland in Schijndel in de Broecksen Dijck. Zij zou daarbij dry hopstaecken op ieder cuyl, die alsdan sullen worden gescudt by onpartydige, leveren. De huur bedroeg 44 gulden, te betalen op de eertstkomende Sint-Maartensdag. Tholoff Kutten, de halfbroeder van de pachter, stelde zich borg voor het naleven van de overeenkomst. Dat het met de ziekte van Servaes in 1648 toch nog was meegevallen, blijkt als hij in 1662 aan Tolof, zoon van Ruth Roelofs, 2 lopense land verkoopt, gelegen in Schijndel onder de Borne. Servaes diende het daarop geleende bedrag van 200 gulden terug te betalen. Tevens verkocht hij aan Tolof een huis, hof en een lopense land, eveneens gelegen onder de Borne, waaruit Servaes binnen 2 jaar nog 200 gulden moest inlossen. Indien hij in gebreke zou blijven, mocht Tolof het huis behouden. In juli 1665 ging Tholof Rutten van Rosmaelen naar 's Hertogenbosch, waar hij van Andries Lambert van de Bogart 200 gulden leende.

 

Vijf jaar later verkocht Thoelof Ruth Roelofs van Roosmaelen aan Willem Laurens Mercelis een huis en 2 lopense land in Schijndel onder de Borne. In het begrafenisregister van Schijndel staat op 16 september 1676: Tolef Rutten laet 2 bastaerde achter inde Baers. Deze eigentijdse ontboezeming werd mogelijk gedaan door de hervormde koster en schoolmeester Paulus Tersele. Blijkens de aangifte bij de ontvanger van de collaterale-successierechten liet hij een quadt huysken met een quadt esthuys, hof, land, gelegen te Schijndel onder de Borne, belast met een grondcijns van een duit aan de domeinen van Brabant.Verder liet hij twee naast elkaar gelegen stukken teulland van een lopen en 20 roe na, waaruit jaarlijks een mud rogge moest worden betaald en aan Andries van de Boogart te Lis jaarlijks 12 gulden (te lossen met 200 honderd gulden kapitaal).

Zijn nageslacht was:

1. Ruth Tholf van Roosmalen, volgt onder V.

2. Beatrix Theophili Rutgeri, filia ïllegïtima cuius mater Margareta Guillielmi Antonissen, op 4 november 1663 te Schijndel gedoopt. Zij werd de meter van haar nicht Catharina in 1686 en van haar neef Joannes in 1714. Beatrix trouwde op 23 februari 1701 met Joannes Peters (van de Broek) uit Lieshout.

3. Engelberta filia illegitima Tholof Rutten, te Schijndel gedoopt op 27 augustus 1665 werd. Opnieuw vermeldde de pastoor Margareta Guillielmi Antonissen als de moeder. In tegenstelling tot Ruth en Beatrix heeft zij haar vader niet overleefd.

 

Bron voor een belangrijk deel van deze tekst: "Van Roosmalen, een geslacht afkomstig uit Schijndel?" van J.H.T. van Roosmalen, gepubliceerd in Brabantse Leeuw, jrg 41 afl 1-3.